Vanaf 1 april 2017 is het Besluit breed moratorium in werking getreden. In de volksmond heet dit: ‘breed moratorium’. Met deze regeling krijgen mensen met geldschulden extra hulp en tijd om uit de financiële problemen te komen. Het heeft zowel voor schuldeisers als voor schuldenaren grote gevolgen.
Voor schuldenaren biedt het een incassopauze. Raakt men in de problemen door de manier waarop schuldeisers hun vorderingen innen, dan kan aan de rechter om een invorderingsstop worden gevraagd. Schuldeisers kunnen dan tijdelijk niet aankloppen om geld op te eisen of spullen in beslag te nemen.
De invorderingsstop geldt voor maximaal 6 maanden. Dit geeft een schuldhulpverlener de tijd om de financiële situatie van de schuldenaar goed in kaart te brengen. Gedurende het breed moratorium worden alle incasso- en executiemaatregelen – waaronder beslaglegging – tijdelijk stopgezet.
Beslagen die een deurwaarder al gelegd heeft, vervallen niet. De uitoefening wordt alleen tijdelijk opgeschort. Ook wanneer het gaat om een betalingsregeling die vrijwillig tussen schuldeiser en schuldenaar is gesloten, geldt een invorderingsstop. De schuldeiser kan betaling gedurende die periode niet opeisen.
Verder worden de inkomsten die de schuldenaar boven de beslagvrije voet krijgt, apart gezet. Hiermee kan aan het einde van het breed moratorium alvast een deel van de schulden worden afgelost.
De mogelijkheid voor schuldenaren om tijdelijk op adem te komen, is niet nieuw. In de Faillissementswet bestond al een moratorium. Daarbij gaat het om specifieke schuldeisers, zoals de verhuurder of de zorgverzekeraar, die tijdelijk pas op de plaats moeten maken.
Met dit huidige breed moratorium, dat vanaf 1 april 2017 geldt, hebben alle schuldeisers met een afkoelingsperiode van maximaal 6 maanden te maken. Denk bijvoorbeeld aan het LBIO, het bureau dat de inning overneemt bij partner- en kinderalimentatie als partijen er zelf niet uitkomen. Ook daarvoor geldt dat de schuldenaar tijd even geen alimentatie hoeft af te dragen.
De aanvraag voor het breed moratorium doet niet de schuldenaar zelf, maar het college van Burgemeester en Wethouders. Het college besteedt het vervolgens weer uit aan de gemeentelijke schuldhulpverlening.
De schuldhulpverlening zal gedurende het breed moratorium proberen om met schuldeisers tot een oplossing te komen. Daarbij moet de schuldenaar wel zijn volledige medewerking aan de schulpverlening geven, dient hij de lopende verplichtingen met betrekking tot de vaste lasten na te komen en mogen er geen nieuwe schulden ontstaan.
Het schuldverleningstraject eindigt op het moment dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit het breed moratorium niet nakomt. Kan de schuldenaar gewoon weer zijn betalingsverplichtingen voldoen, dan stopt ook de afkoelingsperiode. Het college van Burgemeester en Wethouders is beide gevallen verplicht om aan de rechter tussentijdse beëindiging van het breed moratorium te vragen.
De schuldeiser heeft bij het breed moratorium niet veel in de melk te brokkelen. In de toewijzing van de afkoelingsperiode of een eventuele tussentijdse stop ervan, is er geen bepalende rol voor hem weggelegd. Wel kan de schuldeiser door de rechter worden opgeroepen om te worden gehoord; hij kan dan zijn zienswijze naar voren brengen.
Ook bestaat er de mogelijkheid dat de schuldeiser aan het college van Burgemeester en Wethouders het verzoek doet om het breed moratorium vroegtijdig te beëindigen. Er moet dan wel sprake zijn van de situatie dat de schuldenaar zijn verplichtingen in ernstige mate of herhaaldelijk niet nakomt.
De rechter zal uiteindelijk bij zijn beslissing steeds de belangen van zowel de schuldenaar als schuldeiser moeten afwegen.
Voor schuldenaren is het van belang om op tijd bij de gemeentelijke schuldhulpverlening aan te kloppen zodat zo nodig een incassopauze bij de rechter kan worden aangevraagd. Schuldeisers zullen zich moeten realiseren dat bij een breed moratorium niet de betalingsverplichtingen van de schuldenaar worden opgeheven of dat zij hun juridische bevoegdheden verliezen.
Uiteindelijk zal de praktijk uitwijzen hoe schuldeisers, schuldenaren, schuldhulpverlening en de rechter met deze nieuwe regeling omgaan.