“Het Covid19-virus treft alle inwoners. Ook onze medeburgers die als zelfstandig ondernemer de kost verdienen. Sinds week 12 van dit jaar ligt werkend en ondernemend Nederland voor een groot deel stil. En springt de Overheid financieel bij”. Op deze manier begint de brief die onlangs in één van onze zaken aan ons werd verzonden namens Nederlandse aansprakelijkheidsverzekeraars. Voor een groot deel is dit waar. Immers, mocht je personeel hebben dan geldt de NOW-regeling met zijn loonsubsidie en voor de ondernemer zélf geldt de TOGS-regeling. Deze laatste is een gift van 4.000 euro, vrijgesteld van belastingen. Maar wat als u geen personeel heeft of als u nog harder wordt geraakt en wat heeft dat voor een ondernemer met letselschade voor gevolgen? Ik leg dit uit.
Omzetdaling zonder ongeval
Het kan zijn dat iemand door toedoen van een ander, bijvoorbeeld door een verkeersongeval, dusdanig ernstig letsel heeft opgelopen, dat diegene voor langere tijd niet meer in staat is om zijn gebruikelijke werkzaamheden (in loondienst of als zelfstandige) uit te voeren. Deze persoon lijdt dan schade. Het is een hoofdregel van het schadevergoedingsrecht dat de aansprakelijke partij de volledige schade moet vergoeden. Dit lijkt een simpel uitgangspunt, maar is vaak onderwerp van discussie. Met name de vraag wat nu precies het inkomen zou zijn geweest indien het ongeval niet had plaatsgevonden. De aansprakelijke partij en/of diens verzekeraar zal nu immers gaan stellen dat een (kleine) zelfstandige ook zonder ongeval door deze crisis hoogstwaarschijnlijk geconfronteerd zou zijn geweest met een daling van zijn omzet.
Verrekening
Een andere discussie die plaats zal vinden heeft te doen met verrekening. Meteen al in week 12 van dit jaar heeft de overheid een omvangrijk hulppakket voor ondernemers (waaronder zzp’ers) in het leven geroepen. De ondernemer kan zich in voorkomend geval tot zijn gemeente wenden voor het verkrijgen van een dergelijke uitkering voor de duur van (vooralsnog) 3 maanden. Er wordt daarbij niet gekeken naar de financiële situatie van de verzoeker, en evenmin vindt er een vermogens- en/of partnertoets plaats.
Verwijzend naar het verbod op uitbetaling van een ‘hoger bedrag dan dat de schade was’ (het zogenoemde indemniteitsbeginsel ) en ook naar de ‘schadebeperkingsplicht’ zal een verzekeraar er van uitgaan dat ook de ondernemer met letsel zich op korte termijn zal wenden tot de gemeente. En dat zijn belangenbehartiger deze uitkering, die de verzekeraar ‘schaderegelings-technisch’ als een gift zal zien, op zal nemen in de schadestaat als een opkomend voordeel. Met andere woorden: de verzekeraar zal verlangen dat deze uitkering niet alleen wordt aangevraagd maar ook zal worden verrekend met de schade.
Ik kan me voorstellen dat dit als (te) dwingend voelt. Het komt echter vaak voor dat schade verlaagd of gecompenseerd kan worden met uitkeringen. Denk hierbij aan uitkeringen uit sociale voorzieningen (zoals de WMO) of uit sociale verzekeringen ( zoals WIA en WW). De inhoud van de hierboven aangehaalde brief doet vermoeden dat verzekeraars dit standpunt ook zullen innemen ten aanzien van de zogenaamde TOGS-regeling, op grond waarvan zelfstandigen een uitkering krijgen.
Dit voelt raar, want dit is bedoeld als gift. Bovendien wordt de schadevergoedingsplicht dan verlegd: niet de verzekeraar betaalt dan de schade, maar de overheid. De ondernemer kan daarom op zijn beurt aanvoeren dat het voordeel om te kunnen verrekenen volgens artikel 6:100 BW in causaal verband moet staan met de schadeveroorzakende gebeurtenis. Dat geldt voor de Corona-uitkering natuurlijk niet. Wie gelijk krijgt, de verzekeraar of de zelfstandige ondernemer, is nog onduidelijk. Ik sluit niet uit dat de rechter dit uiteindelijk moet beslissen.