De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 21 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:283) gedeeltelijk ontslag mogelijk gemaakt in het geval dat de werknemer hier zélf om vraagt. Hiermee biedt de Hoge Raad de werknemer, die bij de kantonrechter wordt geconfronteerd met een ontslagverzoek van de werkgever, meer mogelijkheden om een volledig ontslag te voorkomen.
In deze zaak ging het om een schoonmaakmedewerkster die op twee locaties werkzaam was. Zij werkte op beide locaties tien uur per week. Vanwege de sluiting van één van de locaties werd de werkneemster door de werkgever overgeplaatst naar een andere locatie, waar vervolgens klachten waren over haar functioneren. Hierop werd de werkneemster opnieuw herplaatst, maar wederom niet succesvol. Er ontstond een conflict tussen de werkgever en de werkneemster over de bereikbaarheid van de nieuwe werklocatie, ook kwam de werkneemster hier niet opdagen. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de werkgever de werkneemster via een verzoek bij de kantonrechter probeerde te ontslaan.
De kantonrechter heeft dit verzoek van de werkgever afgewezen, maar in hoger beroep had de werkgever meer succes. Het gerechtshof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en besloot de arbeidsovereenkomst van de werkneemster wél te ontbinden op de grond dat sprake was van verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster. Niet gebleven was namelijk dat de werkneemster alle mogelijkheden om naar de nieuwe werklocatie af te reizen had onderzocht. Omdat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkneemster, kreeg zij wel de door haar verzochte transitievergoeding toegewezen.
Bij het gerechtshof gaf de werkneemster aan graag te willen blijven werken op de andere locatie, waar zij al geruime tijd zonder klachten werkzaam was. Echter het gerechtshof oordeelde hierop dat de arbeidsovereenkomst ondeelbaar was en daarom gedeeltelijk ontslag niet mogelijk was. De werkneemster is vervolgens in cassatie gegaan tegen het arrest van het gerechtshof, zij was onder meer van mening dat voornoemd oordeel van het gerechtshof niet juist was.
De Hoge Raad bevestigt in zijn arrest het oordeel van het gerechtshof dat de werkgever de werkneemster niet gedeeltelijk kan ontslaan. Tegelijkertijd geeft de Hoge Raad aan hoe een gedeeltelijk ontslag wél tot stand had kunnen komen. Als een werkgever bij de kantonrechter een verzoek indient om een arbeidsovereenkomst te ontbinden, kan de werknemer een tegenverzoek indienen om de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk in stand te houden. Indien dit om een redelijk verzoek gaat kan het zijn dat de werkgever hier – in het kader van goed werkgeverschap – op in moet gaan. Uiteraard hangt dit af van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de overeengekomen werkzaamheden, de aan het voorstel van de werknemer ten grondslag liggende omstandigheden en de omstandigheden binnen het bedrijf van de werkgever.
De werkneemster in deze zaak was niet geholpen met de uitspraak van de Hoge Raad, omdat zij dit tegenverzoek niet had ingediend. Wel biedt deze uitspraak andere werknemers mogelijkheden in hun strijd tegen volledig ontslag.