‘Politiek ontslag’ tijdens proeftijd vernietigd wegens strijd met opzegverbod

Een man zwijgt en liegt tijdens zijn sollicitatie over zijn werk voor een politieke partij. Als zijn nieuwe werkgever daarachter komt, wordt hij al ontslagen voordat hij met zijn baan begint. De werkgever beroept zich daarbij op de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen proeftijd. Mag dat?

Een man zou bij een stichting aan de slag gaan als secretariaatsmedewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor een jaar, met de mogelijkheid tussentijds op te zeggen. Eén dag voordat hij zou beginnen, wordt hij echter al ontslagen. De reden: de man heeft tijdens zijn sollicitatie niet verteld dat hij als fractiemedewerker werkte bij de PVV (hij zou voor de gemeenteraad hebben gewerkt). De inhoud en het doel van dat politieke werk stroken niet met de waarden en normen die de stichting nastreeft. Zij besluit daarom de arbeidsovereenkomst per direct op te zeggen, met een beroep op de in het contract overeengekomen proeftijd.

'Politiek ontslag'

De man stapt naar de kantonrechter (rechtbank Rotterdam). Hij eist dat de opzegging wordt vernietigd en dat hij wordt toegelaten tot het werk, anders verbeurt de stichting een dwangsom. Mocht de opzegging in stand blijven en de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, dan wil hij een vergoeding van € 45.000. Volgens hem is sprake is van een ‘politiek ontslag’: een ontslag dat is ingegeven door zijn politieke voorkeur. Dat is in strijd met een opzegverbod en daarom moet het proeftijdontslag worden vernietigd. De stichting blijft erbij dat zij de man in zijn proeftijd mocht ontslaan. Mocht dit ontslag niet standhouden en de arbeidsovereenkomst dus voortduren, dan vraagt zij de kantonrechter het contract te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen of op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, zonder toekenning van een vergoeding.

Opzegverbod

De kantonrechter stelt voorop dat het een werkgever op grond van de wet niet is toegestaan een werknemer te ontslaan – ook niet in de proeftijd – vanwege zijn politieke overtuiging. Volgens de kantonrechter blijkt uit de door de stichting verzonden ontslagbrief onvoldoende dat de man is ontslagen vanwege het (ver)zwijgen, liegen en verdraaien van zijn cv. In die brief ligt namelijk de nadruk op het feit dat de standpunten van de politieke partij haaks staan op de waarden die binnen de stichting gelden, en dat  – als de man wel open was geweest – de afweging daarover in zijn nadeel was uitgevallen. Hieruit volgt duidelijk dat hij vanwege zijn politieke overtuiging is ontslagen. En dat is in strijd met het opzegverbod om onderscheid te maken op basis van politieke gezindheid. Het beroep op vernietiging van het ontslag slaagt dan ook. Nu de arbeidsovereenkomst dus nog voortduurt, moet de stichting het loon van de man betalen vanaf het moment dat zijn contract inging tot het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt.

Geen verwijtbaar handelen

Moet de arbeidsovereenkomst dan nu wel alsnog worden ontbonden, zoals de stichting eist? Daarbij wijst zij niet alleen op het verzwijgen en liegen, maar ook op het feit dat de man zich in een gesprek met de directeur van de stichting heeft misdragen. Samen met een ander heeft hij het kantoor van de stichting onaangekondigd bezocht en tegen de wil van de directeur opnames van het gesprek gemaakt. Op een intimiderende manier heeft hij toen het in zijn ogen onterechte ontslag aan de orde gesteld en toegang tot de werkplek geëist. Volgens de kantonrechter heeft de man daarmee inderdaad een grens overschreden. Maar dit gedrag levert nog geen verwijtbaar handelen in arbeidsrechtelijke zin op. Hoewel de rechter begrijpt dat de stichting zich misleid voelt door de keuzes die de man tijdens de sollicitatie heeft gemaakt, is er ook begrip voor die keuzes. Daarbij weegt mee dat de man bang was voor de consequenties als hij open kaart zou spelen. Ook weegt mee dat het UWV hem had geadviseerd bij zijn sollicitaties zo min mogelijk te reppen over zijn betrokkenheid bij de politieke partij. Dit maakt dat eigenlijk vooral zijn gedrag bij het bezoek aan de directeur niet door de beugel kon, en dat is volgens de kantonrechter onvoldoende om te concluderen dat sprake is van verwijtbaar handelen. Het verzoek om ontbinding op die grond wordt dan ook afgewezen.

Verstoorde arbeidsverhouding

Moet de arbeidsovereenkomst dan worden ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding? Ja, dat wel. Door het gedrag van de man op het kantoor van de stichting kan van de stichting in redelijkheid niet worden gevraagd dat zij de arbeidsovereenkomst in stand laat. Tegelijkertijd is dat gedrag niet los te zien van het ontslag dat eraan voorafging. De stichting heeft daarmee minstens een gelijkwaardige bijdrage geleverd aan die verstoorde arbeidsverhouding. Nu herplaatsing niet voor de hand ligt, zal de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van een maand opzegtermijn, zes maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.

Transitievergoeding en billijke vergoeding

Omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen heeft de man ook recht op een transitievergoeding. Die wordt vastgesteld op € 620,89. Daarnaast heeft hij recht op een billijke vergoeding. De stichting heeft namelijk ernstig verwijtbaar gehandeld door hem te ontslaan vanwege zijn politieke overtuiging en daarmee een significante rol gespeeld bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Nu het ontslag zal worden vernietigd, krijgt de man al een half jaar salaris mee zonder daarvoor een dag te hoeven werken. Bovendien speelde ook zijn gedrag een rol bij het einde van de arbeidsovereenkomst. Dan vindt de kantonrechter een billijke vergoeding van € 5.000 passend.

ECLI:NL:RBROT:2023:4211

Bron:Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2023:4211 | 11-06-2023