Organisaties met 50 of meer medewerkers moeten een Ondernemingsraad (OR) hebben. Met een OR hebben werknemers inspraak binnen de organisatie, waarvoor zij werken en kunnen zij een bijdrage leveren aan het goed functioneren van de organisatie. Zij hebben recht op informatie van de ondernemer en vergaderen (al dan niet met de ondernemer) over verschillende onderwerpen.
In de Wet op de Ondernemingsraden zijn Ondernemingsraden verschillende rechten toegekend. De ondernemer moet vóórdat hij een besluit neemt de OR raadplegen. Ook heeft de OR het recht over bepaalde (in de wet genoemde) onderwerpen te adviseren. In de Wet op de Ondernemingsraden staat een aantal besluiten genoemd, waarvoor advies moet worden gevraagd. Het gaat dan bijvoorbeeld over overdracht van de zeggenschap van de onderneming, over beëindiging of inkrimping van de werkzaamheden of een belangrijke wijziging in de organisatie. De ondernemer mag pas een besluit nemen nadat de Ondernemingsraad advies heeft uitgebracht. Volgt de ondernemer het advies van de OR niet op, dan kan de OR in hoger beroep. Dus als het advies negatief is en de ondernemer wil het besluit toch nemen, dan kan dat, maar is de ondernemingsraad bevoegd om beroep in te stellen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam.
In art. 27 staat een aantal besluiten genoemd, waarvoor de ondernemer instemming van de Ondernemingsraad nodig heeft. In dat artikel staat de plicht instemming te vragen voor diverse regelingen,
bijvoorbeeld op het gebied van aanstellings-, ontslag- of bevorderingsbeleid, beloning, , ziekteverzuimbeleid of personeelsbeoordeling. Stemt de OR niet in, dan kan de ondernemer de kantonrechter vragen of hij het gewenste besluit toch mag nemen. Dat kan als de Ondernemingsraad toestemming weigert of wanneer helemaal geen besluit wordt genomen over het verlenen van instemming.
Bij sommige besluiten is geen beroepsrecht van de Ondernemingsraad opgenomen. Zo geeft de Wet op de Ondernemingsraden bijvoorbeeld wel het recht aan de OR om te adviseren over benoeming of ontslag van een bestuurder van de onderneming, maar wanneer een Ondernemingsraad het bijvoorbeeld niet eens is met het ontslag van een bestuurder is daarvan geen hoger beroep mogelijk bij de Ondernemingskamer. Er is dus geen sanctie opgenomen in de wet als de ondernemer toch het besluit tot ontslag wil nemen.
Wanneer er geen mogelijkheid is om volgens de Wet op de Ondernemingsraden in beroep te gaan, kan de Ondernemingsraad dan niets meer doen? Op 18 november 2015 heeft de president van de rechtbank ‘s- Hertogenbosch bepaald dat, voor zover het over geschillen in het medezeggenschapsrecht gaat, de Ondernemingsraad altijd mag procederen. Daarbij kan bij een spoedeisend belang altijd beroep gedaan worden op de kort geding rechter.
De gang naar de kort geding rechter staat dus altijd open in spoedeisende gevallen, als het maar gaat over medezeggenschapsrecht. De OR staat dus ondanks het ontbreken van een sanctie in de Wet op de Ondernemingsraden niet met lege handen en kan een besluit toch laten toetsen door een rechter.