Op 11 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep wederom een aantal gunstige uitspraken gedaan in het kader van de Fraudewet. De bijstandsboete wordt weer verder ingeperkt!
Eerst nog even kort de uitgangspunten van de Fraudewet. Bij de toepassing van de Fraudewet gaat het om bijstandsgerechtigden die ten onrechte bijstand hebben ontvangen, omdat zij niet (tijdig) de juiste informatie aan de gemeente hebben verstrekt. Het bedrag aan bijstand dat zij ten onrechte hebben ontvangen wordt door de gemeente dan teruggevorderd. Het uitgangspunt van de Fraudewet is dat de opgelegde boete even hoog is als het bedrag dat de bijstandsgerechtigde te veel aan bijstand heeft ontvangen door de schending van de inlichtingenplicht.
In de uitspraken van 11 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de boete evenredig dient te zijn gelet op de draagkracht van de bijstandsgerechtigde. De boete moet volgens de Centrale Raad van Beroep binnen een redelijke termijn kunnen worden voldaan.
De Centrale Raad van Beroep hanteert de volgende termijnen om de draagkracht van de bijstandsgerechtigden te berekenen: is er sprake van opzet, dan geldt een termijn van 24 maanden, bij grove schuld geldt een termijn van 18 maanden, bij gewone verwijtbaarheid geldt een termijn van 12 maanden en bij verminderde verwijtbaarheid geldt een termijn van 6 maanden. Het uitgangspunt is daarbij dat het bedrag van het inkomen boven de beslagvrije voet volledig beschikbaar is of wordt gebruikt voor het betalen van de boete. Bij opzet geldt dan dus bijvoorbeeld 24 maal het bedrag boven de beslagvrije voet. Met eventuele andere betalingsverplichtingen of schulden wordt geen rekening gehouden. Verder moet eventueel vermogen ook worden gebruikt voor het betalen van de boete.
De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep brengen met zich dat in veel gevallen de boete lager zal moeten worden vastgesteld.
Wilt u in procedure over een boete worden bijgestaan door één van onze advocaten? Neemt u dan contact op!
Voor de uitspraken: