Geen ontslagvergunning UWV, toch geen billijke vergoeding

Als een werkgever de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer wil opzeggen, is toestemming van het UWV nodig. Zonder toestemming kan de werknemer aanspraak maken op een billijke vergoeding. Maar niet altijd, leert deze zaak.

Een vrouw werkt als pedagogisch medewerker bij een kinderopvang. Als zij anderhalf jaar in dienst is, meldt zij zich ziek. Ze komt niet meer terug. Na twee jaar stopt de loondoorbetalingsverplichting. Er wordt gesproken over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, maar ze komen er niet uit. Enkele maanden later zegt de werkgever de arbeidsovereenkomst op, en betaalt ze de werknemer een transitievergoeding. De vrouw stapt naar de rechtbank Rotterdam: zij wil een billijke vergoeding (€ 11.172), omdat de werkgever geen toestemming aan het UWV heeft gevraagd. Dat was niet nodig, zegt de werkgever: er was consensus over het niet-voortzetten van de arbeidsovereenkomst.

Omstandigheden van het geval

Volgens de rechtbank heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet opgezegd. Dan kan de werknemer aanspraak maken op een billijke vergoeding: een ontslag zonder schriftelijke instemming van de werknemer en zonder toestemming van het UWV is ernstig verwijtbaar. Toch kijkt de rechter naar ‘de omstandigheden van het geval’ om te beoordelen of zij daar echt recht op heeft. Die vergoeding moet vooral worden gezien als alternatief voor de rechtsgevolgen die zouden zijn ingetreden als op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst zou zijn vernietigd. De billijke vergoeding wordt dus vooral gerelateerd aan de financiële tegenwaarde die herstel van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer zou hebben gehad.

Vernietiging van de opzegging

De rechter moet dus beoordelen welke gevolgen een eventuele vernietiging van de opzegging voor de werknemer zou hebben gehad. Dit zou in dit geval niet onmiddellijk een salarisaanspraak hebben opgeleverd, omdat de werknemer twee jaar arbeidsongeschikt was en het loon niet meer hoefde te worden betaald. Na een eventuele vernietiging van de opzegging zou de werkgever ongetwijfeld – zo vermoedt de kantonrechter – alsnog toestemming aan het UWV hebben gevraagd om wegens twee jaar ziekte de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Het UWV moet dan beoordelen of te verwachten is dat de werknemer binnen 26 weken weer in staat is om het eigen of aangepast werk bij deze werkgever te verrichten.

Geen billijke vergoeding

De kantonrechter vindt het aannemelijk dat het UWV dan de ontslagvergunning zou verlenen. Hoewel de werkgever niet volgens de wet heeft gehandeld door geen ontslagvergunning aan te vragen, maakt dit in financieel opzicht voor de werknemer geen verschil. Zij hoeft dus niet te worden gecompenseerd en krijgt dan ook geen billijke vergoeding.

ECLI:NL:RBROT:2023:10292

Bron:Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2023:10292 10681563 VZ VERZ 23-8399 | 05-11-2023