Jaarrekening geeft niet het vereiste inzicht, gebreken moeten worden hersteld

Een jaarrekening moet volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht geven dat een verantwoord oordeel mogelijk is over het vermogen, het resultaat en, voor zover de aard van de jaarrekening dat toelaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van een onderneming. In een zaak bij de Ondernemingskamer schoot een bedrijf hierin tekort. Het moet de gebreken herstellen.

Een private equityfonds, dat investeert in onder meer stadsontwikkeling in Europa en Latijns-Amerika, is enig aandeelhouder en bestuurder van een bedrijf. Over de jaarrekening 2021 van die besloten vennootschap (bv) ontstaat onenigheid. Die gaat in het bijzonder over de rubricering en waardering van de belangen van die bv in Braziliaanse vastgoedbedrijven en de toelichting in de jaarrekening op deze waardering.

Participaties

Het private equityfonds wil – net als de bv – dat de Ondernemingskamer (gerechtshof Amsterdam) allereerst bevestigt dat deze belangen in de vastgoedbedrijven in de jaarrekening 2021 terecht als ‘participaties’ zijn gerubriceerd. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft het private equityfonds in 2020 namelijk een last onder dwangsom opgelegd wegens handelen in strijd met de Wet handhaving consumentenbescherming voor het verstrekken van feitelijk onjuiste informatie aan investeerders, omdat er feitelijk onjuiste informatie in de jaarrekeningen 2017 en 2018 stond. Daarin hadden de belangen in de vastgoedbedrijven als deelnemingen, en niet als participaties, moeten worden geclassificeerd, aldus de AFM. En deze deelnemingen hadden niet tegen de actuele waarde mogen worden gewaardeerd, maar tegen de veel lagere nettovermogenswaarde. In hoger beroep kreeg de AFM daarin gelijk van de rechtbank Rotterdam en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Jaarrekening herzien

Het private equityfonds wil daarnaast dat de Ondernemingskamer de bv beveelt om de jaarrekening 2021 op twee punten te herzien. Volgens haar is de waarderingsmethode ten opzichte van de jaarrekening over boekjaar 2020 gewijzigd. De actuele waarde van de belangen in de vastgoedbedrijven is op nihil bepaald vanwege de negatieve nettovermogenswaarden van die ondernemingen. De nettovermogenswaarden waren in boekjaar 2020 ook al negatief, maar in de jaarrekening 2020 zijn de belangen op een positief bedrag bepaald. Een waardering op nul had in de jaarrekening 2021 moeten worden toegelicht. Verder is volgens het private equityfonds in die jaarrekening ten onrechte een voorziening opgenomen in verband met de waardevermindering van het belang in de vastgoedondernemingen.

Inzicht geven

De Ondernemingskamer stelt allereerst dat het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de jaarrekening volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht moet geven dat een verantwoord oordeel mogelijk is over het vermogen, het resultaat, en voor zover de aard van de jaarrekening dat toelaat, over de solvabiliteit en de liquiditeit van een bedrijf. De balans met de toelichting moet de grootte van het vermogen en zijn samenstelling in actief- en passiefposten op het einde van het boekjaar getrouw, duidelijk en stelselmatig weergeven.

Richtlijnen

Bij de vaststelling van die normen zijn de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van belang. Dat geldt ook als, zoals in deze zaak, bij de inrichting van de jaarrekening de richtlijnen niet kenbaar zijn toegepast. Is een bedrijf bij het vaststellen van de jaarrekening gekomen tot waarderingen die met deze voorschriften stroken? Dan kan dat een belangrijke aanwijzing zijn dat het vereiste inzicht is gegeven, aldus de Ondernemingskamer. Bij de inrichting van de jaarrekening heeft een bedrijf een zekere mate van keuzevrijheid.

Exit-strategie

Zijn de belangen in de vastgoedbedrijven hier volgens de normen die in het maatschappelijke verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd verantwoord en toegelicht in de jaarrekening 2021? Duidelijk is dat de bv van het begin af aan een exit-strategie had, aldus de Ondernemingskamer. Dat blijkt uit een aan investeerders verstrekt memorandum en ook uit verschillende andere documenten. De investering in de vastgoedondernemingen was duidelijk financieel gedreven en gericht op groeipotentieel op de korte en middellange termijn. Dat de exit door ongunstige marktomstandigheden (nog) niet is gerealiseerd, maakt dat niet anders. Ook nu is nog sprake van een exit-strategie.

Actuele waarde

Dit brengt met zich mee dat de belangen in de vastgoedondernemingen niet duurzaam worden gehouden en daardoor niet kwalificeren als deelnemingen zoals bedoeld in de wet. De bv heeft deze belangen in de jaarrekening 2021 dus terecht als ‘overige effecten’ of ‘participaties’ gerubriceerd. Die participaties moeten worden gewaardeerd volgens de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of actuele waarde, zo staat in de wet. De bv heeft toegelicht dat de belangen in de vastgoedondernemingen in de jaarrekening 2021, net als in 2020, zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, wat dus een juiste waarderingsgrondslag is.

Herstellen

Maar was er ook een toelichting nodig? De Ondernemingskamer vindt van wel. De actuele waarde is in de jaarrekening 2021 wegens een gebrek aan recente informatie over de waarde van de niet ontwikkelde grondposities van de vastgoedbedrijven op nul geschat. Die schatting, en de manier waarop dit is bepaald, hadden moeten worden gewaardeerd. Zij wijkt zó af van die van 2020, dat nadere uitleg over de schattingswijziging en het effect daarvan op de verslagperiode nodig was. Nu de bv niet het vereiste inzicht en geen getrouw beeld heeft gegeven van het vermogen, moeten deze gebreken worden hersteld. De Ondernemingskamer beveelt het bedrijf in de jaarrekening 2021 de (af)waardering van de belangen in de vastgoedbedrijven toe te lichten, zodat inzichtelijk wordt op grond waarvan de schatting van de actuele waarden van deze participaties zoveel lager uitvalt dan per ultimo 2020. De in verband met de negatieve nettovermogenswaarden van de vastgoedbedrijven opgenomen voorziening moet worden verwijderd.

ECLI:NL:GHAMS:2023:1971

Bron:Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2023:1971 | 27-08-2023