
Veel voorkomende discussies tussen slachtoffers van verkeersongevallen en aansprakelijkheidsverzekeraars gaan over het al dan niet bestaan van gezondheidsklachten en – voor zover het bestaan van klachten wordt aangenomen – het oorzakelijk verband tussen enerzijds die klachten, en anderzijds de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis. Althans, met name wanneer sprake is van medisch niet-objectiveerbaar letsel, zoals bij een doorgemaakte whiplash. In tegenstelling tot een botbreuk, zijn klachten zoals pijn bij spieraanhechtingen, zenuwpijn en hoofdpijn niet te zien op een foto of scan. Hoe kun je als slachtoffer dan tóch voldoen aan de op jou rustende bewijslast?
Het bestaan van gezondheidsklachten
Het is aan het slachtoffer om te stellen en – bij betwisting – bewijzen dat hij of zij aan gezondheidsklachten lijdt. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, kan van het bestaan van klachten worden uitgegaan. Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat een klachtenpatroon als plausibel dient te worden aangemerkt wanneer sprake is van een “consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten”[1]. Zorg er dus voor dat gezondheidsklachten tijdig en periodiek worden gedocumenteerd bij (huis)artsen en therapeuten. Maak bovendien verklaarbare keuzes in de te ondergane behandelingen. Meld je bijvoorbeeld tijdig bij je huisarts en laat je vervolgens verwijzen voor fysiotherapie. En wanneer je na enkele maanden merkt dat fysiotherapie je niet (meer) baat, laat je dan bijvoorbeeld verwijzen voor een multidisciplinair traject.
Het oorzakelijk (causaal) verband tussen klacht en ongeval
Wanneer je als slachtoffer hebt aangetoond dat jouw subjectieve gezondheidsklachten in de juridische betekenis – als hiervoor beschreven – bestaan, mogen aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en deze klachten geen al te hoge eisen worden gesteld. Recentelijk onderstreepte het hof Arnhem-Leeuwarden nog dat niet noodzakelijk is dat een sluitende wetenschappelijke verklaring wordt gegeven voor de klachten, waaruit in wetenschappelijke zin onweerlegbaar volgt dat de klachten het gevolg zijn van het ongeval. “Het causaal verband tussen ongeval en klachten is in beginsel voldoende aannemelijk indien voor het ongeval geen sprake was van dezelfde of vergelijkbare klachten (1), het ongeval de klachten kan veroorzaken (2) en een alternatieve verklaring ontbreekt (3)”, aldus het hof.[2]
Ook wanneer het na een ongeval ontstaan, verergeren of voortbestaan van pijnklachten (al dan niet mede) het gevolg zou kunnen zijn van onderhoudende factoren die grotendeels in de persoon van het slachtoffer zijn gelegen (zoals somatisatie), betekent dat niet dat het (juridisch relevant) causaal verband tussen deze klachten en het ongeval ontbreekt. Dat is uiteraard anders wanneer aannemelijk is dat ook zonder ongeval vergelijkbare gezondheidsklachten zouden zijn ontstaan.[3] De in de persoon gelegen onderhoudende factoren kunnen, voor zover de betrokkene daarvan in redelijkheid een verwijt te maken valt, wel een factor vormen waarmee rekening valt te houden bij de begroting van de schade.
Causaal verband kan dus reeds aanwezig zijn wanneer het ongeval een luxerend effect heeft gehad en een ‘knik’ in het functioneren van het slachtoffer heeft veroorzaakt. Met andere woorden, waar het om gaat is dat het ongeval iets in beweging heeft gezet met als gevolg enige mate van uitval in arbeid. Dit hoeft niet per se betaalde arbeid te betreffen; het kan bijvoorbeeld ook gaan om huishoudelijke arbeid.
Vervolgens vergt ook de vertaling naar een schadebedrag kennis en kunde.